Wanneer je aan verschillende schadeposten denkt in een letselschadezaak, dan zal aan ‘huishoudelijke hulp’ waarschijnlijk niet als eerste gedacht worden. Toch kan dit een aanzienlijke schadepost zijn of worden, zelfs in gevallen waarin niet daadwerkelijk financiële kosten worden gemaakt. Dit laatste kan voorkomen wanneer bijvoorbeeld een partner of andere naasten extra huishoudelijke werkzaamheden moeten uitvoeren, doordat het direct gekwetste slachtoffer minder huishoudelijke werkzaamheden kan uitvoeren als gevolg van het ongeval. De extra tijd die andere mensen kwijt zijn aan het huishouden, kunnen voor vergoeding in aanmerking komen. Eerst zal uitgelegd worden hoe dit juridisch zit, waarna geschetst wordt hoe het in de praktijk verloopt.
Juridisch kader
De wet
Concrete kosten voor huishoudelijke hulp kunnen voor vergoeding in aanmerking komen op grond van artikel 6:95 jo. 6:96 lid 1 BW.
De door naasten te besteden tijd komt voor vergoeding in aanmerking op grond van artikel 6:107 lid 1 sub a BW in het geval van letsel, en op grond van artikel 6:108 lid 1 sub d BW in het geval van overlijden.
Jurisprudentie
Ten aanzien van de door naasten te besteden tijd is in de jurisprudentie het volgende bepaald:
In het geval van letselschade komen de werkzaamheden waarvan het in de situatie waarin het slachtoffer verkeert normaal en gebruikelijk is dat zij worden verricht door professionele, voor hun diensten gehonoreerde hulpverleners, voor vergoeding in aanmerking.[1]
In het geval van overlijden komt huishoudelijke hulp voor vergoeding in aanmerking bij een redelijke behoefte van de nabestaanden.[2]
Er zit dus een, door auteurs bekritiseerd[3], verschil in de benadering van huishoudelijke hulp in het geval van letselschade en overlijden door de Hoge Raad. Overigens betreft het hier slechts gevallen waarin de naasten alleen vrije tijd hebben moeten investeren. Wanneer naasten ook een verlies aan inkomen lijden door de extra huishoudelijke werkzaamheden, dan kan dat verlies wellicht ook voor vergoeding in aanmerking komen.
Praktijk
Bijna elk aspect van huishoudelijke hulp is voer voor discussie. De hoogte van de schadepost hangt namelijk af van:
– het aandeel van het slachtoffer in het huishouden vóór het ongeval;
– het aandeel van het slachtoffer in het huishouden ná het ongeval;
– de benodigde huishoudelijke werkzaamheden; en
– welk bedrag een redelijke vergoeding is voor de werkzaamheden.
Om slachtoffers in de eerste weken na het ongeval niet op te zadelen met lastige bewijsproblemen, is met verschillende partijen afgesproken dat voor de eerste maanden een standaardbedrag wordt betaald. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen matig en zwaar letsel, en verschillende gezinssamenstellingen.[4]
Na deze eerste periode wordt vaak verwacht dat concreet in kaart wordt gebracht hoe de situatie daadwerkelijk is. Het is dan niet ongebruikelijk dat een arbeidsdeskundige wordt ingeschakeld die thuis komt kijken en een inschatting maakt van de benodigde werkzaamheden.
Met name in gevallen waarin het slachtoffer vóór het ongeval een groot aandeel in het huishouden had, en ná het ongeval niet meer, kan de schade enorm oplopen. Wel moet rekening gehouden worden met eventuele veranderingen in de toekomst, denk hierbij aan herstel van het slachtoffer, kinderen die uit huis gaan of verhuizen naar een grotere of kleinere woning. Deze veranderingen hebben dan weer effect op de hoogte van de schadevergoeding voor huishoudelijke hulp.
Het is gebruikelijk dat een bedrag van € 10,- per uur wordt gerekend voor de werkzaamheden van naasten die slechts vrije tijd opofferen.
Heb je vragen over aansprakelijkheid of letsel na een ongeval en wil je graag dat wij jou helpen met het krijgen van een schadevergoeding? Neem dan contact met ons op via: 0495 – 75 59 58.
Deze blog werd geschreven door Maan Hermans.
[1] HR 5 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BE9998, RvdW 2009/1 (Stichting Ziekenhuis Rijnstate/R), r.o. 3.5.1.
[2] HR 10 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG8781, RvdW 2009/514 (Philip Morris/Bolink).
[3] De kritiek ziet voornamelijk op het criterium “normaal en gebruikelijk” dat uit het arrest HR 6 juni 2003, NJ 2003/504, m.nt J.B.M. Vranken (Krüter) komt. Vranken is in zijn noot kritisch, net zoals Engelhard in NTBR 2004, 6, p 49.
[4] Zie voor meer informatie: https://deletselschaderaad.nl/wp-content/uploads/DLRichtlijn-Huishoudelijke-Hulp-2021.pdf.