“Smartengeld” bij de strafrechter

Door Floor Lintjens:

Op 22 december 2017 wees de strafkamer van de rechtbank Noord-Holland een bedrag van € 100.000,- toe ter compensatie van de immateriële schade van een slachtoffer bij wie bijtende ovenreiniger in de ogen was gegooid.[1] Als gevolg hiervan ziet het slachtoffer met zijn linkeroog vrijwel niets meer en zijn rechteroog is zeer slechtziend. Deze situatie kan zelfs nog verslechteren. Toch is het maar de vraag of in civiele procedures, in (enigszins) vergelijkbare gevallen, zulke bedragen aan smartengeld zouden worden toegekend.

 

Hoe zit het precies met schadevergoeding in het strafrecht?

In Nederland wordt sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw meer aandacht besteed aan de rol van slachtoffers van geweld- en zedenmisdrijven in strafzaken. Vanaf 1 januari 2011, met de inwerkingtreding van de Wet versterking positie slachtoffers in het strafproces, is de positie van het slachtoffer in hoge mate verankerd door de wetgever. Tegenwoordig kan het slachtoffer op grond van art. 36f Wetboek van Strafrecht de rechter verzoeken om een schadevergoedingsmaatregel op te leggen aan de dader, wanneer:

  • de dader veroordeeld is, of
  • ‘door de rechter bij de strafoplegging rekening is gehouden met een strafbaar feit, waarvan in de dagvaarding is meegedeeld dat het door de verdachte is erkend en ter kennis van de rechtbank wordt gebracht’.

Op het moment dat de rechter de schadevergoedingsmaatregel toewijst, dan heeft de dader 8 maanden de tijd om de schadevergoeding te betalen. Als het bedrag dan nog niet is betaald, dan wordt het toegewezen bedrag voorgeschoten door de Staat. Het CJIB[2] zal dan het geld bij de dader gaan innen.[3] Dit is natuurlijk een groot voordeel voor het slachtoffer.

 

Schadefonds Geweldsmisdrijven

Buiten de schadevergoeding die verkregen kan worden in een strafprocedure, kan een slachtoffer van een geweldsmisdrijf een financiële tegemoetkoming ontvangen van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Dit fonds is een zelfstandig onderdeel van de Rijksoverheid en bestaat sinds 1976. De financiële tegemoetkoming is bedoeld ter erkenning van het onrecht dat het slachtoffer is aangedaan en om zo bij te dragen aan herstel van vertrouwen. In de meeste gevallen waarbij een bedrag wordt uitgekeerd, variërend van € 1.000 tot € 35.000,-, is de dader onbekend of onvindbaar. Pas wanneer aan de volgende criteria is voldaan zal het Schadefonds Geweldsmisdrijven aan het slachtoffer of de nabestaande(n) een eenmalig bedrag uitkeren[4]:

  • er is sprake van een opzettelijk geweldsmisdrijf;
  • als gevolg hiervan heeft het slachtoffer ernstig lichamelijk of psychisch letsel opgelopen;
  • het geweldsmisdrijf vond in Nederland plaats, op of na 1 januari 1973;
  • het slachtoffer heeft geen eigen aandeel in het geweldsmisdrijf;
  • de schade wordt niet op een ander wijze vergoed (bijvoorbeeld door een verzekering);
  • de aanvraag is ingediend binnen de wettelijke indieningstermijn (meestal 3 jaar).

 

Hogere bedragen bij de strafrechter dan bij de civiele rechter?

Terugkomend op de inleiding. Het bedrag van € 100.000,- dat in de strafzaak werd toegewezen ter compensatie van de immateriële schade, kent zijn gelijke niet in het civiel recht. Zo kreeg een 24 jarige man € 27.500,- aan smartengeld nadat hij tijdens een caféruzie met een glas in zijn oog gestoken was.[5] Hij was blijvend blind aan zijn linkeroog. In een zaak waarin een man met een gesp van een riem in zijn oog werd geslagen, wees de civiele rechter een smartengeldbedrag van € 25.000,- toe.[6] Het geraakte oog was onherstelbaar beschadigd en moest vervangen worden door een kunstoog. Een 18 jarige vrouw leed na een slag op haar oog onherstelbaar zichtverlies op aan haar linkeroog.[7] Zij kreeg ook € 25.000,- aan smartengeld.

 

Mocht een strafrechter een (te) laag bedrag ter compensatie van de geleden immateriële schade toewijzen, dan kan daarna een civiele procedure worden gestart. De civiele rechter zal bij het toewijzen van smartengeld wel rekening houden met de bedragen die al ontvangen zijn door het slachtoffer.

 

@ De Peel Letselschade Advocaten

 

[1] ECLI:NL:RBNHO:2017:11068.

[2] Centraal Justitieel Incassobureau

[3] Betaalt de dader niet, dan kan een vervangende hechtenis worden opgelegd (J.J. Bussink, ‘De vordering benadeelde partij: de Staat als ‘nationale verzekeraar voor ellende’, TPWS 2014/8).

[4] Zie uitvoerig: www.schadefonds.nl.

[5] ECLI:NL:RBAMS:2011:BV6652.

[6] ECLI:NL:RBAMS:2012:BW7050.

[7] ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ1270.