Door Floor Lintjens:
Smartengeld ter vergoeding van immateriële schade kan in Nederland al heel wat jaren worden gevorderd. Dit geldt ook voor de ons omringende landen, waaronder Engeland en Duitsland. Een groot verschil met deze landen is dat de smartengeldbedragen in Nederland zijn gestagneerd. In vergelijking met de bedragen die in het buitenland worden uitgekeerd ter vergoeding van immateriële schade, zijn de bedragen in Nederland aan de lage kant.
Stagnatie in Nederland
De discussie over de stagnatie van het smartengeld en de doorbreking daarvan dateert al uit de jaren ‘90 van de vorige eeuw als gevolg van de AMC-uitspraak van de Hoge Raad.[1] Deze heeft om drie redenen een stagnerende werking. De Hoge Raad heeft namelijk bepaald dat:
- bij het toekennen van smartengeld rekening gehouden moet worden met de toegekende bedragen in vergelijkbare zaken;
- de rechter rekening moet houden met de maximaal toegekende bedragen in deze vergelijkbare zaken;
- naar in het buitenland toegekende bedragen mag worden gekeken, maar deze vergelijking niet beslissend mag zijn voor de bepaling van de hoogte van het smartengeld in Nederland.
Alle smartengeldzaken die betrekking hebben op lichamelijk letsel zijn in Nederland beschreven in het smartengeldboek. Dit lijkt handig voor de rechter, maar ook het smartengeldboek heeft een beperkende werking op de hoogtes van het smartengeld. Niet alleen zijn er ontelbare manieren om lichamelijk letsel op te lopen waardoor het vinden van een vergelijkbare zaak voor de rechter lastig is, maar ook niet alle zaken komen terecht in het smartengeldboek. Dit komt omdat in Nederland een sterke schikkingscultuur heerst. Dat betekent dat letselschade zaken vaak onderling, zonder uitspraak van de rechter, worden opgelost.
Samenvattend komt het dus op het volgende neer: de rechter moet rekening houden met vergelijkbare gevallen, die vaak moeilijk te vinden zijn. Heeft de rechter al zo’n zaak gevonden (in het smartengeldboek), dan moet hij rekening houden met de maximaal toegekende bedragen. Dat betekent dus dat de bedragen min of meer hetzelfde blijven. De rechter mag wel inspiratie opdoen door te kijken naar smartengeldbedragen in het buitenland, maar deze mogen niet beslissend zijn bij het bepalen van de hoogte van het smartengeld.
Hoe wordt in het buitenland omgegaan met het vergoeden van immateriële schade en waarom is daar geen sprake van stagnatie?
Engeland[2]
Ook in Engeland wordt gebruik gemaakt van gevalsvergelijking. In aanvulling daarop bestaan de Guidelines for the Assessment of General Damages in Personal Injury Cases. De verantwoordelijkheid voor deze richtlijnen ligt bij een vakgroep bestaande uit advocaten en rechters. En de rechter mag afwijken van de daarin genoemde bedragen, waardoor dus al een groot verschil bestaat met het smartengeldboek. Daarbij bepaalt de rechter in Engeland twee verschillende vormen van immateriële schade, namelijk: het effect van het letsel op het lichaam en de geest van de gewonde[3] en het effect van het letsel op het dagelijks leven van de gewonde[4].
Stagnatie in Engeland is voorkomen door de bemoeienis van de Court of Appeal, die belast is met het op peil houden van smartengeldbedragen. Door de Court of Appeal zijn de bedragen eerst met vijftig tot honderd procent verhoogd en enkele jaren later met tien procent. Buiten de rol van de Court of Appeal werd ook een belangrijke overweging gegeven in de zaak Heil v. Rankin, namelijk dat rekening gehouden met worden met de veranderingen in de maatschappij. De toegekende bedragen moeten ‘fair, reasonable and just compensation’ bieden voor het leed dat is berokkend.
Duitsland[5]
Gevalsvergelijking wordt ook in Duitsland toegepast bij het begroten van Schmerzensgeld. In Duitsland wordt niet alleen aan lichamelijk letsel, maar vooral aan de inbreuk op een recht, veel waarde toegekend. Het verschil met Nederland is dat de rechter in Duitsland een veel hoger aantal zaken tot zijn beschikking heeft. Dit komt, onder andere, doordat in Duitsland veel wordt geprocedeerd in smartengeldzaken, terwijl in Nederland wordt geschikt.[6] De kans dat een Duitse rechter een vergelijkbare zaak vindt, is dus veel groter.
Duitsland kent de hoogste smartengeldbedragen in Europa. Dit wordt voornamelijk verklaard door de rol van het Bundesgerichtshof (de hoogste rechter in Duitsland). Het Bundesgerichtshof heeft namelijk bepaald dat de lagere rechters duidelijk weer moeten geven hoe de omstandigheden van de zaak zich vertalen in de hoogte van het smartengeldbedrag. Daarbij geeft het Bundesgerichtshof, in tegenstelling tot de Hoge Raad, de lagere rechter expliciet de bevoegdheid af te wijken van eerder toegekende bedragen.
Smart en geld
De smartengeldbedragen in Nederland liggen dus (behoorlijk) achter op die van Engeland en Duitsland. Deze landen lijken op een meer flexibele en minder zuinige manier om te gaan met de veranderingen in de maatschappij door deze veranderingen doorwerking te geven in de manier van begroten van de smartengeldbedragen.
In Nederland zijn de laatste jaren werkgroepen en expertmeetings in het leven geroepen om de smartengeldbedragen meer van deze tijd te maken. Ook is geopperd om de zaken die geschikt worden, die dus zonder tussenkomst van de rechter worden opgelost, toe te voegen aan het smartengeldboek zodat de rechter meer zaken ter vergelijking heeft. Of dit de stagnatie zal oplossen, zal zich de komende jaren uitwijzen.
@ De Peel Letselschade Advocaten
[1] Hoge Raad 8 juli 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0665.
[2] C.C. van Dam, ‘Begroting en verhoging van het smartengeld. Wat Nederland kan leren van Engelse Guidelines en Duitse grondrechten’, VR 2013/93, afl. 7/8.
[3] ‘Pain and suffering’, subjectief vastgesteld.
[4] ‘Loss of amenities’, objectief vastgesteld.
[5] C.C. van Dam, ‘Begroting en verhoging van het smartengeld. Wat Nederland kan leren van Engelse Guidelines en Duitse grondrechten’, VR 2013/93, afl. 7/8.
[6] Maar natuurlijk ook omdat Duitsland een veel hoger aantal inwoners heeft.