Op 20 november 2022 heeft in Amsterdam een aanrijding plaatsgevonden tussen een scooterrijder en een fietser. De fietser zonder licht week op het fietspad uit naar links door een verplaatsing van evenwicht. De scooterrijder raakt ernstig gewond en stelt de fietser aansprakelijk op grond van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek. De scooterrijder droeg echter geen helm, had gedronken en reed iets te hard. Moet de fietser nu schadevergoeding betalen voor het letsel van de scooterrijder?
De rechtbank stelt in deze zaak ten eerste voorop dat het geschil heeft plaatsgevonden op de weg en dat hierbij een gemotoriseerde verkeersdeelnemer en een ongemotoriseerde verkeersdeelnemer zijn betrokken. Hierdoor moet het geschil worden beoordeeld aan de hand van artikel 185 Wegenverkeerswet en de reflexwerking hiervan. Deze reflexwerking houdt in dat wanneer er sprake is van een gemotoriseerd voertuig en een ongemotoriseerde verkeersdeelnemer, de eigenaar van het gemotoriseerde voertuig vaak aansprakelijk is voor de schade, zelfs wanneer het de ongemotoriseerde voertuig schuld heeft aan de aanrijding. Dit is enkel niet het geval wanneer er sprake is van overmacht aan de zijde van de gemotoriseerde verkeersdeelnemer.
Overmacht:
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan een beroep op overmacht zoals bedoeld in artikel 185 Wegenverkeerswet alleen slagen wanneer de gemotoriseerde verkeersdeelnemer geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Daarbij moet hij rekening houden met eventuele fouten van andere weggebruikers. In het verkeer mag men er niet op vertrouwen dat iedere verkeersdeelnemer zich aan alle verkeersregels houdt. Men moet ervoor zorgen dat een adequate reactie op onvoorzichtig gedrag van andere mogelijk blijft.
De gemotoriseerde verkeersdeelnemer beroept zich in deze casus niet op overmacht en erkent dat zijn weggedrag heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. Hierdoor blijft in ieder geval een deel van de schade voor rekening van de scooterrijder, tenzij de causaliteitsafweging en eventuele billijkheidscorrectie met zich meebrengen dat de schade van de eiser volledig of grotendeels door de gedaagde moeten worden vergoed.
De rechtbank komt uiteindelijk tot de conclusie dat op de fietser geen schadevergoedingsplicht rust. Het ongeval is namens de rechtbank in overwegende mate te wijten aan het gedrag van de scooterrijder. De rechtbank heeft hierbij het volgende vastgesteld:
Fouten van de fietser:
- Hij maakte een forse slingerbeweging naar links.
- Hij keerde zonder omkijken naar terug naar de fietsstrook.
- Zijn fietsverlichting werkte niet.
Fouten van de scooterrijder:
- Hij had meer gedronken dan het toegestane percentage alcohol voor een beginnend bestuurder.
- Hij reed te hard.
- Hij anticipeerde niet op zichtbare slingerbeweging van een fietser.
- Hij droeg geen helm.
De rechter komt hierbij tot de conclusie dat de fouten van de scooterrijder voor 90% aan het ontstaan van het ongeval hebben bijgedragen en de rijwijze van de fietser voor 10%. Aangezien de scooterrijder geen helm droeg tijdens het ongeluk en dit heeft gezorgd voor het letsel, is er sprake van eigen schuld en moet de bijdrage van de scooterrijder op 100% worden gesteld. De billijkheidscorrectie brengt geen verandering in de verdeling. Hierdoor is de fietser geen schadevergoeding verschuldigd aan de scooterrijder.
Helmplicht:
Op grond van artikel 60 lid 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn bestuurders en passagiers van bromfietsen, snorfietsen, motorfietsen, brommobielen en driewielige motorvoertuigen zonder gesloten carrosserie verplicht een goed passende helm te dragen. Wanneer de bestuurder van een desbetreffend voertuig deze helm niet draagt kan dit gevolgen hebben voor de aansprakelijkheid, zeker wanneer het niet dragen van een helm in belangrijke mate heeft bijgedragen aan het letsel.