Bij een eenzijdig auto-ongeluk is een auto met zes inzettenden in een slip geraakt, tegen de vangrail gekomen en over de kop geslagen. De verzoekster heeft daardoor ernstig letsel opgelopen. De WAM-verzekeraar van de auto heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend, maar stelt dat er sprake is van eigen schuld, omdat zij geen gordel droeg. Verzoekster vindt dat 100% van de schade moet worden vergoed. Wat vindt de rechtbank?
De verzekeraar stelt in deze zaak dat wanneer de inzittende van de auto een gordel had gedragen zij in het voertuig was gebleven en niet veel schade zou hebben gehad. Zij wijzen hierbij naar de andere inzittenden die maar gering letsel hebben opgelopen. Zij stellen dan ook de causale verdeling tussen de fout van de bestuurder en de fout van het slachtoffer op 50%-50%. De rechtbank is het niet eens met de verzekeraar. De rechtbank is van mening dat de schade is ontstaan als gevolg van de fouten die de bestuurder heeft gemaakt. Zonder die fouten (het veel te hard rijden met een zachte achterband in een iets te zwaar beladen auto) was er zeer waarschijnlijk geen ongeval geweest en had de fout van het slachtoffer (het niet dragen van de gordel) niet tot schade geleid. Hierdoor is de causale bijdrage van de fouten van de bestuurder aan het ontstaan van de schade groter dan de fouten van het slachtoffer. Dit brengt met zich mee dat er geen aanleiding is om af te wijken van het door de jurisprudentie algemeen aanvaarde uitgangspunt dat het niet dragen van een gordel moet leiden tot een causale verdeling van 75%-25%.
Eigen schuld en de billijkheidscorrectie
Er is alleen plaats voor eigen schuld wanneer de schade in causaal verband staat met zowel de schadeveroorzakende gebeurtenis als met een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend. In de jurisprudentie wordt aangenomen dat wanneer de benadeelde geen gordel draagt, hij 25% eigen schuld heeft. Wanneer vaststaat welke partij welk deel van de schade heeft veroorzaakt, wordt gekeken of deze verdeling ook redelijk is. Wanneer dit niet redelijk is dan kan er een billijkheidscorrectie worden toegepast.
De billijkheidscorrectie zorgt in deze zaak voor een verdeling van 90%-10%. De rechtbank acht het namelijk van belang dat de bestuurster van de auto met een veel te hoge snelheid reed in een auto waarvan de bandenspanning niet op orde was en die bovendien te zwaar beladen was doordat er meer personen inzaten dan het aantal zitplaatsen. Daarnaast wordt aangehaald dat bestuurster een roekeloze rijstijl heeft wat wordt onderbouwd met het feit dat zij in de korte tijd dat zij over haar rijbewijs beschikte al zestien verkeersboetes heeft gehad en betrokken is geweest bij drie ongevallen. Hierdoor acht de rechtbank haar rijgedrag tijdens het ongeval ernstig verwijtbaar. De rechtbank vindt een billijkheidscorrectie van 100% niet gepast, omdat het slachtoffer geen gordel droeg en deze ook niet later heeft omgedaan toen zij constateerde dat de bestuurder roekeloos reed.
Gordelplicht
Op grond van artikel 59 lid 1 van het Regelement verkeersregels en verkeersteken 1990 zijn bestuurders van een personenauto, een bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel en hun passagiers verplicht een autogordel te gebruiken. Daarnaast mogen er niet meer passagiers worden vervoerd dan er autogordels aanwezig zijn.
Voor meer informatie wordt verwezen naar:
Rb. Oost-Brabant 16 september 2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:6801.