Aanrijding tussen minderjarige fatbike-rijder en auto: wie moet schade vergoeden?

 

Op 18 juli 2024 vond op de Hoefkade in Den Haag een aanrijding plaats tussen een Audi en een veertienjarige op een fatbike. De automobilist eiste schadevergoeding van de ouders van de minderjarige, die het daar niet mee eens waren. De zaak kwam daardoor voor de kantonrechter.

 

De automobilist stelde dat de minderjarige geen voorrang verleende en op een fatbike met defecte remmen reed. Hij had zelf wel zijn snelheid aangepast en direct geremd. De ouders vonden echter dat juist van de automobilist meer oplettendheid mocht worden verwacht en dat hij onvoldoende rekening had gehouden met het gedrag van een kind. Bovendien wezen zij op het ernstige letsel van hun kind.

 

Juridisch kader
De rechter toetste aan artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad) en artikel 6:169 BW, dat bepaalt dat ouders aansprakelijk zijn voor schade veroorzaakt door hun kinderen jonger dan zestien jaar, tenzij zij kunnen aantonen dat hen geen verwijt treft. In deze zaak konden de ouders dat niet aannemelijk maken.

 

Daarnaast speelde artikel 185 van de Wegenverkeerswet een rol via reflexwerking. Dit artikel beoogt zwakke verkeersdeelnemers, zoals fietsers, te beschermen. In dit geval was het echter de automobilist die schadevergoeding van de fietser vorderde. De rechter paste de reflexwerking daarom in zijn nadeel toe: een deel van de schade bleef hoe dan ook voor zijn rekening, omdat hij de sterkere verkeersdeelnemer was.

 

Van overmacht was daarnaast geen sprake. De minderjarige had een fout gemaakt, maar reed niet met opzet of met aan opzet grenzende roekeloosheid tegen de auto. Daarnaast was de fout niet volledig onverwachts voor de automobilist.

 

De rechter oordeelde dus dat zowel de minderjarige als de automobilist gedeeltelijk verantwoordelijk waren voor de ontstane schade. Vervolgens moest worden bepaald hoe de schade tussen beide partijen precies verdeeld moest worden.

 

Causaliteitsverdeling
De rechter verdeelde de schade ten eerste naar ieders aandeel. Aan de kant van de automobilist werd meegerekend dat hij zijn snelheid onvoldoende had aangepast en onvoldoende rekening had gehouden met de drukke verkeerssituatie. Aan de kant van de minderjarige werd meegerekend dat hij geen voorrang had verleend en op een fatbike met defecte remmen reed. De voorlopige verdeling was daarom 60% voor de automobilist en 40% voor de ouders van de minderjarige.

 

Billijkheidscorrectie
Voor de precieze verdeling keek de rechter vervolgens naar wat redelijk was in het concrete geval. De minderjarige was pas veertien jaar oud en liep zwaar letsel op, waaronder botbreuken en bijkomende lichamelijke en psychisch klachten. Gezien zijn leeftijd en het letsel vond de rechter het eerlijk dat de automobilist een groter deel van de schade droeg. Daarom werd besloten dat 70% van de schade voor rekening van de automobilist kwam en 30% voor de ouders van de minderjarige.

 

Conclusie
In deze zaak maakten beide partijen fouten: de minderjarige reed op een fatbike met defecte remmen en verleende geen voorrang, terwijl de automobilist zijn snelheid onvoldoende had aangepast. Bij de verdeling van de schade hield de rechter niet alleen rekening met deze fouten, maar ook met de reflexwerking van artikel 185 WVW, de leeftijd van de bestuurder van de fatbike en het ernstige letsel dat de minderjarige opliep. Hierdoor kwam uiteindelijk “slechts” 30% van de schade voor rekening van de ouders van de minderjarige.

 

Heb je vragen over de schadeverdeling na een verkeersongeval? Neem dan contact op met De Peel Letselschade Advocaten. Wij helpen je graag verder.

 

 

Close icon
Jeroen
Online
Van harte welkom, ik sta je graag te woord. Kan ik je ergens mee helpen?
WhatsApp