Schadevergoeding voor naasten

 

Sinds 1 januari 2019 kunnen naasten van letselschadeslachtoffers ook aanspraak maken op een schadevergoeding voor hun immateriële schade. Het oplopen van ernstig blijvend letsel of het overlijden kan veel verdriet veroorzaken bij personen uit de nabije omgeving van het slachtoffer, waardoor zij ook schade lijden. Tot voor kort konden zij echter geen schadevergoeding krijgen, omdat daar geen wettelijke basis voor bestond. Voor personen die bijvoorbeeld een dierbare verloren hebben door een geweldsmisdrijf, medische fout of verkeersongeval voelde dit ontzettend onrechtvaardig, want schade was er wel degelijk voor hen. Deze immateriële schade van deze personen wordt affectieschade genoemd en kan alleen worden toegewezen bij ernstig en blijvend letsel of overlijden. De affectieschade moet vergoed worden door de persoon of verzekeraar die de schade van het slachtoffer moet vergoeden.

 

De wetgever heeft vastgelegd welke personen voor affectieschade in aanmerking komen. Dit zijn de partner, (stief)ouders, kinderen en de persoon die in gezinsverband duurzaam zorg verleende aan of zorg kreeg van het slachtoffer. Daarnaast is de zogenoemde hardheidsclausule in de wet opgenomen: alle andere personen die in een zodanig hechte persoonlijke relatie tot het slachtoffer staan, kunnen ook in aanmerking komen voor een schadevergoeding voor hun affectieschade. Voor deze laatste groep personen geldt dat zij de hechte persoonlijke relatie zullen moeten aantonen.

 

Broers en zussen worden niet expliciet in de wet genoemd bij de kring van gerechtigden. Als broers of zussen affectieschade willen vorderen, zullen zij zich dus op de hechte persoonlijke relatie moeten beroepen. Dit geldt ook voor grootouders, andere familieleden en bijvoorbeeld de stiefvader of stiefmoeder. Telkens geldt dat de personen die stellen dat er sprake was van die zeer hechte affectieve persoonlijke relatie tussen hen en het slachtoffer, dit goed moeten toelichten en onderbouwen. Wanneer je bijvoorbeeld als broer, zus, opa, oma neef of nicht betoogt dat je een goede en vriendschappelijke band hebt met het slachtoffer, volgt uit de gerechtelijke uitspraken dat dit niet voldoende zal zijn.[1] Het moet echt gaan om een uitzonderlijke situatie, die een stuk verder gaat dan een gebruikelijke goede familieband. Hierbij valt te denken aan inwonende grootouders die een lange tijd structureel een deel van de opvoeding op zich namen of broers en zussen die na het verlaten van het ouderlijk huis weer gaan samenwonen.

 

De hoogte van de vergoedingen van affectieschade zijn ook wettelijk vastgesteld in categorieën en liggen tussen de € 12.500 en € 20.000.[2] Dit zorgt ervoor dat de naasten geen discussie of juridische strijd hoeven te voeren over de hoogte van de schadevergoeding. De vergoeding kan wel lager uitvallen als er sprake is van eigen schuld aan de kant van het slachtoffer. Een rechter kan namelijk oordelen dat een slachtoffer ook een aandeel heeft gehad in het ontstaan van een ongeval en de schade, waardoor een eigen-schuldpercentage in mindering wordt gebracht. De aansprakelijke partij hoeft in dat geval dus niet de volledige schade te vergoeden. Als een rechter bijvoorbeeld bepaalt dat de aansprakelijke partij 75% van de schade van het slachtoffer dient te vergoeden, dan zal de aansprakelijke partij ook 75% van de affectieschade moeten vergoeden aan diegene die de vordering voor affectieschade heeft ingediend.

 

Een schadevergoeding neemt vanzelfsprekend niet het verdriet en de pijn weg bij naasten, maar het toekennen van affectieschade geeft wel erkenning en helpt bij de verwerking. Vaak zal de affectieschade vergoed worden door aansprakelijkheidsverzekeraars. Als er opzet in het spel is, zoals bij misdrijven, zal de veroorzaker zelf moeten betalen. Het is echter ook mogelijk de vordering voor affectieschade in te dienen in de strafzaak tegen de verdachte.

 

Heb je vragen over de schadevergoeding voor affectieschade? Neem dan contact met ons op via 0495 75 59 58.

 

[1] Rb. Noord-Nederland, 11 juni 2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:2117, Rb. Gelderland 29 juni 2020, ECLI:RBGEL:2020:3155 en 3156.

[2] https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2018-133.html